Ooit het Walt Disney filmpje (1933) van de drie biggetjes en de grote boze wolf gezien? In hun huisjes van respectievelijk stro, hout en steen verschansen de varkentjes zich tegen de lekkerbekkende snoodaard. Enkel dank zij de slimste big weten ze te overleven. De voorouder van de hond - de Latijnse naam voor ‘wolf’ is ‘canis lupus’ of letterlijk vertaald ‘wolfshond’ - spreekt sinds mensengeheugenis tot de verbeelding. Hij is het archetype van het wrede en het vraatzuchtige. In sprookjes zoals ‘Roodkapje’ en ‘De wolf en de zeven geitjes’ speelt hij met verve de rol van de bad guy, die niets liever wil dan mens en dier met haar en huid te verslinden. Ook in zegswijzen zindert zijn slechte naam nog na: honger hebben als een wolf, (vr)eten als een wolf, een wolf in schaapsvacht, met de wolven in het bos huilen, enz … 

Vandaag is het dier enkel nog een schim uit het verleden. Of toch niet ? Uitgerekend de laatste jaren zijn er aanduidingen dat de canis lupus weer in opmars is. Nadat er in juli 2011 acht schapen waren doodgebeten, kreeg enkele dagen later in het Waalse Gedinne de cameraploeg van het TV1-programma Dieren in nesten een wolf in het vizier. Duitse en Franse roedels waren dan al genaderd tot op 200 km. van onze grenzen. In het Nederlandse Luttelgeest (Flevoland) werd bij het begin van deze zomer een doodgereden dier gevonden met alle kenmerken van een wolf. De vraag is dus niet of hij zal terugkomen, maar wel waar en wanneer.

In de Middeleeuwen leefden wolven in onze directe omgeving. Op het afval in en in de buurt van dorpen was het lekker leven. Bij de worp van een nieuw nest jonge wolfjes werd het menu verrijkt met schaap, geit, kalf, veulen en bij gelegenheid ook wel ‘s mens. Onze voorouders mochten het inderdaad aan de lijve ondervinden. De zestiende eeuw was rampzalig: pest, godsdiensttroebels, geuzen en dieven, heksenvervolgingen, emigratie naar de steden, braakliggende akkers, verlaten velden. Een vicieuze cirkel van onwetendheid, geweld en armoede. De wolf gedijde in het vacuum dat onze voorzaten achterlieten; door de afwezigheid van mensen - gevlucht of gestorven - konden de wolvenroedels zich ongehinderd op het platteland voortplanten. In 1585 werden tussen Kortrijk en Oudenaarde de eerste wolven gesignaleerd. In de bosrijke omgeving van Kruishoutem over Wortegem en Anzegem tot Heestert voelde Isegrim zich thuis. Zijn slachtoffers waren meestal schapen, geiten, runderen en pluimdieren. Wanneer het vee ’s winters op stal stond, durfde hij zich ook aan mensen te vergrijpen. Vooral kinderen en oudere vrouwen waren gesmaakte prooien. Inventieve boeren probeerden zich te beschermen door een dichte hagenrij omheen hun erf aan te planten. De ouderlijke woonst van schepen Robrecht Bothuyne heet niet voor niets Hof te Wolfshaeghe. De hoeve dateert van 1664, een jaar waarin men nog steeds met wolven te kampen had.

Einde 1588 - nu 425 jaar geleden - schreef de kasselrij Oudenaarde haar gemeenten aan om te vernemen ‘den nombre van de mannen, vrouwen ende kinderen metghaders van de perden, coeyen ende calfneren die tsedert 5 july 1582 van de wulfnen verbeten ende te nieuten (teniet) gebracht syn’.  Wat bleek ? In zeven jaar tijd waren in Kruishoutem 16 kinderen, 3 mannen, 6 vrouwen, 3 koeien, 1 stier, 2 paarden en 9 runderen door wolven naar het hiernamaals geholpen. In Nokere nam de likkebaardende schurk 7 kinderen, 2 vrouwen, 3 koeien, 3 kalveren, 2 paarden en 2 runderen te grazen. Ook Wannegem-Lede genoot zijn gastronomische aandacht; daar verschalkte hij 2 mannen, 2 koeien, 1 paard, 4 runderen en 2 varkens. Hoog tijd om in te grijpen. In het Graafschap Vlaanderen was de jacht op wolven doorgaans voorbehouden aan de adel. Maar ongewone omstandigheden vergen specifieke maatregelen; ieder kreeg een jachtvergunning en er werden zelfs premies betaald. De jacht geschiedde met wulfven gaerne, grote netten die in de bossen tussen de bomen werden gespannen. Een andere methode was het met aas lokken naar een ‘wolfsput’.

Wolvenjacht

Normaliter ontmoedigden de kasselrijbesturen het gebruik van wapens. Maar nu maakte men een uitzondering. Tussen 1586 en 1607 werden in de kasselrij Oudenaarde minstens vijf massale klopjachten op wolven georganiseerd, waarbij geweerbuksen werden gehanteerd (24 april 1586) en honden werden ingezet(5 november1588). Voor de jachtpartijen moest in elke parochie iedereen van 14 jaar en ouder zich bij de plaatselijke baljuw aanmelden. Om de wolven uit hun nesten te drijven, werden de door brem en struikgewas overwoekerde velden afgebrand. Op 31 januari 1607 lag in onze contreien de sneeuw een meter dik. De wolven werden agressief. Men besloot weerom tot een algemene klopjacht. Na twee dagen telde men de kadavers: 11 oude en 17 jonge wolven, 19 vossen, 4 evers en 8 dassen. Bij de vijf drijfjachten tussen 1586 tot 1607 werden in totaal maar liefst 94 volgroeide en 122 jonge wolven, 31 everzwijnen, 19 vossen en 14 dassen geliquideerd.

Omstreeks 1620 was de wolvenplaag over haar hoogtepunt heen. De laatste ‘regionale’ wolf legde waarschijnlijk in 1659 te Wortegem het loodje. In het naburig district Potegem (Waregem) werd in 1704 echter nog steeds een premie betaald aan jagers die een wulfinne hadden gevangen. Daarna werd het platteland dermate geëxploiteerd door jacht en landbouw dat er nauwelijks nog prooien in de vrije natuur rondliepen. De weinige wolven waren noodgedwongen aangewezen op landbouwvee en huisdieren, als gevolg waarvan ze nog meer werden bejaagd. In 1815 waren ze in België nagenoeg verdwenen. Afhankelijk van de bron werden in ons land de laatste wolven afgeknald door Koning Leopold I (1844), of gebeurde dit in een jachtpartij nabij Virton (1898), dan wel te Evelette in de buurt van Namen (1923). Feit is alleszins dat waarnemingen in België sinds 1840 uiterst zeldzaam zijn geworden. Althans tot nu … . Ben jij bang van de grote boze wolf ?

  • Info bij: KINDS Lieven, Wolven zonder schapenvacht, jaarboek Hultheim 2002, p. 45-52.
  • CASTELEIN Rik, Het leven op het platteland tussen Kortrijk en Oudenaarde (16e-18e eeuw), p. 146-148
  • www.welkomwolf.be