Chaos in de Oostenrijkse Nederlanden
In 1780 heeft de Oostenrijkse keizer-koster Jozef II zijn moeder Maria-Theresia opgevolgd als heerser over de Zuidelijke Nederlanden. Zijn despotisch gezag - hoewel vaak gebaseerd op vooruitstrevende ideeën - botst op Vlaamse weerstand. Onrust, volksopstootjes, relletjes zijn schering en inslag. Het arme en werkloze volk beschuldigt de gezagvoerders ervan de oorzaak te zijn van de slechte tijden en van de voedselschaarste.
Kruishoutem zendt zijn zonen uit
Ook in Kruishoutem zijn overvallen en vechtpartijen de gewone gang van zaken. De 17-jarige herbergierszoon Pieter-Jozef Dupont steekt op zondag 16 mei 1782 na de vespers de 16-jarige Pieter Vermeeren met vier bloedige messteken neer op het kerkhof. De vierschaar van burgemeester en schepenen kan het niet langer aanzien en stuurt een tiental Kruishoutemnaren met ‘quaede manieren van doen” op 11 februari 1783 naar het keizerlijke leger. Hopelijk kan militaire tucht deze ontspoorde geesten op betere gedachten brengen: “Ten voornoemden daghe Borghemeester en Schepenen der prochie ende graefschape van Cruyshautem, gelet op het gedrag ende quaede manieren van doen daervan eenighe insetenen aldaer besmet syn soo ter causen van boschdieverijen ende andere moetwilligheden, oordelen de wethauders dat het saude convenieren dat de volgende persoonen inplaetse van binnen dese prochie te blyven wonen, dat het veel beter saude syn dat sy sauden dienen inden dienst van syne keyserlycke Majesteyt te weten: Frans Torck, Jacobus De Kuyssche, Pieter Rogge, Bernardus Verstraeten, Pieter De Kuyssche over het Bunder, Johannes Castro, Jacobus Van Heuverswijn, Johannes Torhaut, den soone van Johannes De Smeytere ten huyse van synen vadere omtrent de Lieve Dochter, broere den Sloovere, den soone vande weduwe Jan Cnockaert, filius Pieter omtrent de Biest, Antoon Goemaere knecht op den Ysermeulen”.
De republiek van de Verenigde Nederlandse Staten
In november en december 1789 roepen de verschillende staten van de Zuidelijke Nederlanden (waaronder Vlaanderen, Brabant, Henegouwen, Namen, Doornik, Mechelen) hun onafhankelijkheid uit tegenover de Oostenrijkse keizer. Hun afgevaardigden komen samen te Brussel en stichten een statenbond naar Amerikaans voorbeeld; op 11 januari 1790 houden ze er de ‘Republiek van de Verenigde Nederlandse Staten’ (‘République des Etats Belgiques Unis’) boven de doopvont. De nieuwe republiek geeft zijn eigen propagandapenningen uit, waarop een leeuw de vrijheid (‘libertas’) behoedt (zie illustratie).
De Vlaamse dorpen en steden richten burgerwachten op, ogenschijnlijk om de lokale orde te handhaven, maar in realiteit de voorbode van de oprichting van een leger tegen de Oostenrijkers
Het corps volontaire te peirde
Op 14 maart 1790 wordt ook te de Kruishoutem onder voorzitterschap van Pieter De Bruyne, advocaat en bewoner van Ayshovekasteel, een lokale burgerwacht, het ‘corps volontaire te peirde’ in het leven geroepen. 35 leden treden toe, vooral landbouwers. Logisch, want zij hebben paarden. Het doel van het korps is: “het doen onderhauden van het goed order ende politie binnen deze prochie ende daeromtrent ende medewerckende in alles hetgonne betreckelyck tot de gemeente ruste van al dese insetenen”. Als vertegenwoordigers van het plaatselijke gezag zitten de korpsleden graag strak in het pak. De vestimentaire vereisten zijn inderdaad streng én kleurrijk: “Een roode schaerlaecken veste met swaerte boorden afgeleyt ende insghelyckx geluwe cnoopen. De broecken van hoog geluwe laecken met cnoopkens als aenden veste. De ruyters hebben leyrzen ende sporen ende eenen saevel. Den hoet is behoorlyck ghetrousseert met een nationale cocarde (voorloper van de Belgische driekleur) ofte pluyme ofte panache“.
Het korps is opgericht “uyt waeren yver tot het welsyn vande natie van Vlaenderen”, waarmee de prille onafhankelijkheid van de republiek te Kruishoutem expliciet - althans op papier - wordt ondersteund. Of de Kruishoutemse burgerwachten deze onafhankelijkheidsgedachte in werkelijkheid hoog in het vaandel hebben gedragen, valt ten zeerste te betwijfelen. Of ze trouwens ook maar enig nuttig werk hebben verricht in de plaatselijke ordehandhaving is ook al niet meer te achterhalen.
Kroegentochten
Wat wel bewaard is gebleven, zijn diverse kostennota’s ten gevolge van horecavertier. Hun kroegentocht begint in de zomer van 1790, nu 225 jaar geleden. Op 11 juli 1790 gaan 38 ruiters van Kruishoutem op bezoek bij hun collega’s van Deinze. De paarden worden ontzadeld in afspanning ‘De waepens van syne Excellentie den Marquis van Deynze’. Naast een copieuze maaltijd kraken de heren er 146 flesschen Kaesters bier. Een week later volgt te Kruishoutem het tegenbezoek vanuit Deinze. De ruiters stappen af bij estaminet ‘De Sterre’. 41 pond hespenvleesch, 6 pond runsvleesch, 12 brooden, 70 stoopen Hoogaerd bier en franschen wyn ende genever verdwijnen in de dorstige en hongerige magen. Op 4 oktober van dat jaar mag de waardin van ‘De Sterre’ nog naar de hoogbaljuw van Deinze met een openstaande rekening van 9.14.00 ponden parisis die het Deinzese gezelschap had vergeten te betalen. Op de septemberkermis 1790 komen de Nokerse collega’s op uitnodiging naar Kruishoutem afgezakt. Het wordt eens te meer een gezellig onderonsje: “op de kerremisse ter occasie vande comste der volontairen van Nockeren in de Sterre gedroncken, 23 bouteillen wyn ende 12 bouteilles Casters bier”.
Het roemloos einde
Bij gebrek aan internationale steun is de jonge republiek ten dode opgeschreven. In december 1790 wordt de optand tegen Oostenrijk - die later de geschiedenis ingaat als de ‘Brabantse revolutie’ - militair onderdrukt. De oude orde wordt hersteld. De Oostenrijkse keizer Leopold II beveelt de ontbinding van de burgerwachten en de inlevering van de wapens.
Het Kruishoutemse korps kende een geestdriftige (en geestrijke) start, maar een vroegtijdig en roemloos einde. Het blijft te betwijfelen of de korpsleden de echte politieke bedoeling van hun eenheid ooit onder ogen hebben gezien. Wellicht was hun politieke houding er hoogstens één van neutrale onverschilligheid ten aanzien van de Brabantse revolutie, die in onze contreien inderdaad nooit zo uitgesproken is geweest als in Antwerpen, Brabant of in Namen. De ambitie reikte waarschijnlijk niet verder dan enige goede luim en vertier onder notabelen en herenboeren, die zich bewust waren van hun positie en rang op het platteland. Heden ten dage heet zoiets ‘netwerking’. Of hoe ze in Kruishoutem weer op hun tijd vooruit waren …
Info bij: GOEMINNE Jozef, De “corps volontaire te peirde” te Kruishoutem, Bijdragen tot de geschiedenis der stad Deinze, 1965, p.111-126. Bezoek: www.hultheim.be.