Vandaag is het de Internationale Dag van de Brandweer. Op deze dag worden alle brandweerlui geëerd die ten allen tijde hun leven riskeren tijdens de uitvoering van hun job. Er wordt ook stilgestaan bij degenen die hierbij het leven lieten. Het symbool van de Internationale Dag van de Brandweer is een blauw-rood lint dat door brandweerlieden en sympathisanten wordt gedragen. Het rood staat voor vuur en het blauw voor water.

Tegenwoordig kan iedereen beroep doen op een hypermodern brandweerkorps. Niet enkel het bestrijden van vuurhaarden, maar ook het verdelgen van wespen, hulp bij verkeersongevallen, interventies bij wateroverlast en stormschade behoren tot hun takenpakket. Maar hoe verliepen bluswerken in pakweg de 19de eeuw? Wie indertijd in een dorpskern woonde, had meer risico om bij een brand betrokken te geraken dan iemand op den buiten. Huizen stonden dicht bijeen of werden aan elkaar gebouwd, waardoor het risico op overslaand vuur groter was.

Bij een brand was de solidariteit onder de bewoners heel groot om te voorkomen dat het halve dorp in de as werd gelegd. Veel middelen hadden ze niet ter beschikking. Volgens het ‘Journal Officiel du Royaume des Pays-Bas’ -tome 12 - van 12 maart 1818 beschikte men in de onderstaande dorpen over het volgende materiaal:

In Kruishoutem: één zuigende en persende pomp, 50 brandemmers, drie brandhaken van 10 el lang om muren neer te halen, drie touwen met haken van 25 el lang, vier handbijlen, drie ladders van 40 sporten, drie dekkleden van zes el vierkant en twee fakkels.

In Nokere: twee handbijlen, twee ladders, twee dekkleden, twee brandhaken en twee fakkels.

In Wannegem: 20 brandemmers, twee brandhaken, twee touwen met haken, twee handbijlen, twee ladders, één dekkleed en twee fakkels.

Hoe de toenmalige brandweer georganiseerd was, is niet geweten maar het volgende scenario bij een brand is aannemelijk. Wie een brandhaard ontdekte, kwam op straat en riep meerdere malen ‘Brand! Brand! Brand!’, terwijl de klokken zo vlug mogelijk werden geluid. Aangezien het in ieders belang was om de vuurhaard zo vlug mogelijk onder controle te krijgen, lieten omwonenden hun werk onmiddellijk vallen om te helpen bij de bestrijding van het vuur. Het materiaal om te blussen, dat waarschijnlijk centraal was opgesteld, werd vliegensvlug opgehaald, terwijl sommigen eigen materiaal meebrachten. Een deel van de dorpsbewoners had als taak dichtbijgelegen woningen te beschermen, terwijl anderen een ‘menselijke waterketting’ vormden door brandemmers gevuld met water uit een waterput, rivier, vijver, beek of reservoir aan te geven tot aan de brandhaard.

Een brandhaard buiten het dorp was een ander verhaal. De bewoners waren dikwijls de pineut wegens een gebrek aan blusmateriaal, mensen en water. Een artikel uit ‘De Gazette van Brugge’ van 8 augustus 1833 beschrijft een inferno dat zich op een hofstede in de wijk Zijldegem in Kruishoutem voordeed.

Den 3 dezer, kwart voor 11 ueren des morgends, is te Cruyshautem eenen yslyken brand uytgeborsten in een hofstedeken, op den wyk Zyldegem gelegen den hevigen noordschen wind en de schaersheyd van water hebben alle poogingen om den zelven te blusschen vrugteloos gemaekt. De dogter van den huyze, van omtrent30 jaeren oud, zig voor den tweede mael in den brand begevende, om er het kostbaerste uyt te haelen, is onder het jammerlykste gekerm omgekomen, zonder dat men haer eenige hulp heeft konnen toebrengen; haere sterflyke overblyfselen waeren zoodaenig door het vuer verteerd, dat zy niet scheenen aen een menschelyk lyk te behooren. Eenen manspersoon, die zig ook in den brand begeven had, is het nog ontsnapt, doch men wanhoopt voor zyn leven. De koeybeesten zyn nog konnen gered worden, maer al den huysraed, kleederen, lynwaed, hooy, strooy, benevens alles wat er te bevinden was, is op minder dan dry kwartier uers in asschen geleyd. Het verlies is nog niet nauwkeurig begroot. Het schynt dat eenige asch, welke men op den zolder uytgegoten had, aenleyding tot dezen brand gegeven heeft. Niets was tegen brandgevaar verzekert.

De brand ontstond door as uit de kachel die op de zolder was uitgegoten. Half verbrande overblijfselen van steenkool werden vroeger verzameld en gebruikt voor het vervaardigen van assestenen, bij ons beter gekend als zenderstenen. Steenkool als brandstof doet echter pas halfweg de 19de eeuw zijn intrede. Het gezin gebruikte waarschijnlijk turf of hout als brandstof en mogelijks werden de verzamelde assen als meststof gebruikt.

Het vuur verspreidde zich razendsnel waardoor alles in de kortste keren in lichterlaaie stond. Alle acties waren dan ook gericht op ‘het redden van de meubelen’.1 Het onheil werd hoogstwaarschijnlijk opgemerkt in het centrum van Kruishoutem. Of ervan daaruit hulp kwam, is niet zeker, maar tegen dat de benodigde middelen op de plaats des onheils aankwamen, was het kwaad al geschied. De familie was niet verzekerd en moest naast het verlies van een familielid weer van nul af aan herbeginnen. Hoe een klein foutje eindigde in onmenselijk leed.

Detail van de Popp kaart met de ligging van de hoeve op de hoek van de Wedekensdriesstraat en de Akkerstraat.

Detail van de Popp kaart met de ligging van de hoeve op de hoek van de Wedekensdriesstraat en de Akkerstraat.

In het krantenartikel wordt het gezin niet bij naam genoemd. Enig speurwerk in de overlijdensregisters leert dat de brand ontstond op de hoeve van Joannes Baptiste Nugent. De hofstede stond op de hoek van de Wedekensdriesstraat en de Akkerstraat. Het gezin Nugent verhuisde in 1814 uit Wannegem naar de wijk Zijldegem. Bij de volkstelling van 1829 woonden de volgende personen op dit adres.

  • Joannes Baptiste Nugent. Landsman.
  • Echtgenote Maria Theresia Naessens. Spinster.
  • Dochter Francisca. Ongehuwd. Spinster.
  • Dochter Anthonia. Gehuwd Spinster.
  • Léander Dewaele. Landsman, gehuwd met Anthonia op 7 mei 1829.
  • Dienstmeid Nathalie Naessens, waarschijnlijk een familielid van Maria Theresia.

Op het moment van de verwoestende brand op 3 augustus 1833 waren echtgenote Maria Theresia Naessens en schoonzoon Léander Dewaele al overleden. Uit de overlijdensregisters van Kruishoutem blijkt dat de jongste dochter, Francisca, omkwam tijdens de brand. Ze werd op 13 april 1805 te Wannegem geboren en was wat ouder dan 28 jaar. Volgens de overlijdensakte, opgemaakt op 4 augustus, was ze een dag eerder omstreeks 11u30 overleden. Wie de zwaar toegetakelde man was, is niet geweten. Vader Joannes Baptiste Nugent was het niet, want in het krantenartikel is er sprake van een manspersoon en niet van een familielid. Hij stierf pas in 1840.

De hoeve werd achteraf weer opgebouwd en volgens de volkstelling van 1846 bewoond door dochter Anthonia. Ze huwde in 1834 opnieuw met de uit Huise afkomstige Franciscus De Groote. Tegenwoordig is de hoeve verdwenen en vervangen door een nieuwbouw.

Bronnen:

  • Informatie over de 19de -eeuwse brandweer van Kruishoutem, Nokere en Wannegem. Raoul De Bel.
  • Informatie over de volkstellingen en locatie van de hoeve. Chris Van der Meeren.
  • Rijksarchief. Overlijdensregisters van de gemeente Kruishoutem.
  • De Gazette van Brugge van 8 augustus 1833.
  • Popp kaarten van Kruishoutem. https://www.vlaanderen.be/